Uit provinciale heffingen ontstaan inkomsten die worden betaald door inwoners en het bedrijfsleven aan de provincie Zeeland. Met de heffingen creëren wij de mogelijkheid, aanvullend op onder meer de uitkering uit het provinciefonds, om collectieve voorzieningen te dekken. In deze paragraaf gaan we in op het onderliggende beleid voor de verschillende heffingen en geven wij inzicht in de berekening van de tarieven van heffingen.
Paragraaf Provinciale heffingen
Beleid
Terug naar navigatie - BeleidWe gaan bij heffingen zo veel mogelijk uit van het profijtbeginsel. Het profijtbeginsel zie je sterker bij heffingen dan bij belastingen. Inwoners of bedrijven betalen naar de mate van het profijt dat ze van een bepaalde overheidsvoorziening of dienst hebben. Zeeland kent geen kwijtscheldingsbeleid voor provinciale heffingen. Zeeland kent wel enkele vrijstellingen van legesheffing.
Wijzigingen vergeleken met het beleid van vorig jaar
Terug naar navigatie - Wijzigingen vergeleken met het beleid van vorig jaarVergeleken met 2023 zijn er geen beleidswijzigingen over heffingen. Vanaf de invoering van de Omgevingswet, in 2024, heft onze provincie leges voor aanvragen van een milieuvergunning.
Lokale lastendruk
Terug naar navigatie - Lokale lastendrukTarief opcenten MRB = 84,4
• Landelijk gemiddelde tarief MRB = 87,4.
• Maximale tarief opcenten MRB = 138,3.
• Maximaal kostendekkende tarieven voor heffingen en leges.
Gerealiseerde opbrengsten
Terug naar navigatie - Gerealiseerde opbrengstenBedragen x € 1 miljoen:
- € 45,95 opcenten motorrijtuigenbelasting.
- € 0,17 grondwaterheffing.
- € 3,09 leges.
Beleidskader
Terug naar navigatie - BeleidskaderBelastingen
Terug naar navigatie - BelastingenOpcenten motorrijtuigenbelasting
De motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt geheven over het bezit van een auto en niet over het gebruik. De heffing en inning van de MRB, waarin de provinciale opcenten meeliften, verzorgt de belastingdienst. Bovenop de MRB betalen houders van personenauto’s en motoren ‘provinciale opcenten’. De provincies stellen zelf hun opcenten tarief vast, tot een wettelijk bepaald maximum.
Het tarief voor 2024 bedraagt 84,4 opcenten. Het landelijk gemiddelde tarief voor 2024 is 87,4. Het maximale tarief over 2024 bedraagt 138,3 opcenten. Opcenten zorgden in 2024 voor € 45,9 miljoen aan inkomsten. Dit is een stijging van € 3,0 miljoen in vergelijking met 2023. Zowel het aantal auto's (+1,1%) als het gemiddelde gewicht (+1,47%) is toegenomen ten opzichte van 2023.
Heffingen
Terug naar navigatie - HeffingenAlgemene uitgangspunten
Het uitgangspunt is dat de opbrengsten van zowel heffingen als leges niet hoger mogen zijn dan de lasten die betrekking hebben op de activiteiten. Tot de lasten worden gerekend alle materiële kosten en de salarislasten inclusief overhead die betrekking hebben op de heffing.
Grondwaterheffing
Onder de naam ‘grondwateronttrekkingsheffing’ wordt een directe provinciale heffing geheven voor het onttrekken van grondwater. De opbrengsten van deze heffing zijn om de kosten die we hiervoor maken te dekken. Het gaat om specifieke kosten van het voorkomen en tegengaan van de nadelige gevolgen van onttrekkingen en infiltraties en van onderzoeken in relatie tot het grondwaterbeleid. De provinciale grondwaterheffingen worden door de provincies geheven op grond van de Waterwet en de provinciale Verordening grondwateronttrekkingsheffing Provincie Zeeland 2024.
Verhouding gerealiseerde opbrengsten – gerealiseerde kosten
De baten grondwaterheffing 2024 bedragen € 168.317. De baten bestaan voor een groot deel uit inkomsten, waarbij de grondwateronttrekking permanent is. Daarnaast is er jaarlijks opbrengst van de grondwaterheffing waarbij de onttrekking van het grondwater incidenteel is. 80% van de inkomst betreft de heffing voor drinkwaterwinning.
De materiële lasten van de grondwaterheffing over 2024 bedragen € 85.056. De lasten van de grondwaterheffing bestaan gedeeltelijk uit personeelslasten die niet direct zijn toegerekend aan de lasten met betrekking tot grondwaterheffing. Daardoor zijn deze lasten moeilijker inzichtelijk te maken dan de baten. De beste benadering om inzicht te krijgen in de lasten is door het aantal fte. dat belast is met de werkzaamheden aan betreffende heffing en tegen welk uurtarief (afhankelijk van inschaling) inclusief overheadkosten hierin te betrekken.
De loonkosten in 2024 bedragen € 98.500 per jaar en de overheadkosten € 49.250. Een overzicht van de mate van kostendekkendheid is opgenomen in bijlage 1.
Bijlage 1 Berekening kostendekkendheid
Terug naar navigatie - Bijlage 1 Berekening kostendekkendheidLeges
Terug naar navigatie - LegesProvincie Zeeland legt voor diverse diensten leges op. Leges zijn vergoedingen voor kosten die de overheid maakt voor de dienstverlening aan inwoners en bedrijven. In de Verordening op de heffing en de invordering van leges provincie Zeeland 2024 zijn de belastbare feiten en tarieven opgenomen.
Omgevingswet
De invoering van de Omgevingswet is vastgesteld op 1 januari 2024. De legesverordening en tarieventabel zijn aangepast aan de systematiek van de Omgevingswet. Nieuw voor de Provincies is dat onder de Omgevingswet leges worden geheven voor aanvragen van milieuvergunningen. In 2024 is het aantal aanvragen nog beperkt geweest.
Verhouding gerealiseerde opbrengsten – gerealiseerde kosten
De opbrengsten van leges voor 2024 zijn afgerond € 3,1 miljoen. De verdeling van de opbrengsten is als volgt: Wabo BRIKS (bouwen) € 2.798.838 Natuur € 193.250, Verkeer en Vervoer € 56.455, Ontgrondingen € 27.650 en Milieu € 10.125.
Naast de materiele kosten van de leges, worden voornamelijk personeelskosten en overheadskosten gemaakt die ook samenhangen met deze leges. De loonkosten in 2024 bedrage € 447.775 en de overheadkosten op € 223.887. De materiele lasten bedragen € 33.871. De kosten aan de RUD en DCMR voor BRIKS, ontgrondingen en milieutaken bedragen € 1.368.097. Een overzicht van de mate van kostendekkendheid is opgenomen in bijlage 1.
Wat opvalt is dat de kostendekkendheid in totaal hoger is dan de maximaal toegestane 100%. Dit wordt volledig veroorzaakt door de Wabo BRIKS leges (kostendekkingsgraad van ruim 200%). De tarieven zijn per 1 januari 2022 al verlaagd maar ondanks deze verlaging is de kostendekkendheid van met name bouwwerken in de hogere prijsklasse nog steeds te hoog. Wij onderzoeken momenteel hoe deze leges verlaagd kunnen worden en zullen nog in 2025 een nieuw voorstel voorleggen aan Provinciale Staten.