Paragraaf Provinciale heffingen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Uit provinciale heffingen ontstaan inkomsten die worden betaald door inwoners en het bedrijfsleven aan de provincie Zeeland. Met de heffingen creëren wij de mogelijkheid, aanvullend op onder meer de uitkering uit het provinciefonds, om collectieve voorzieningen te dekken. In deze paragraaf gaan we in op het onderliggende beleid voor de verschillende heffingen en geven wij inzicht in de berekening van de tarieven van heffingen.

Beleid

Terug naar navigatie - Beleid

Wij gaan bij heffingen zo veel mogelijk uit van het profijtbeginsel. Dit beginsel is gebaseerd op de gedachte dat inwoners en bedrijven bijdragen in de kosten van de door de overheid voortgebrachte voorzieningen naar de mate van het profijt dat zij van die voorzieningen hebben. Het profijtbeginsel manifesteert zich sterker bij heffingen dan bij belastingen; burgers of bedrijven betalen naar de mate van het profijt dat ze van een bepaalde overheidsvoorziening of dienst hebben. Zeeland kent geen kwijtscheldingsbeleid voor provinciale heffingen. Zeeland kent wel een aantal vrijstellingen van legesheffing.

Lokale lastendruk

Terug naar navigatie - Lokale lastendruk

Tarief opcenten MRB = 89,1

•    Landelijk gemiddelde tarief MRB = 83,5

•    Maximale tarief opcenten MRB = 116,8

•    Maximaal kostendekkende tarieven voor heffingen en leges

Belastingen

Terug naar navigatie - Belastingen

Opcenten motorrijtuigenbelasting

De motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt geheven over het bezit van een auto en niet over het gebruik. De heffing en inning van de MRB, waarin de provinciale opcenten meeliften, verzorgt de belastingdienst. Bovenop de MRB betalen houders van personenauto’s en motoren ‘provinciale opcenten’. De provincies stellen zelf hun opcenten tarief vast, tot een wettelijk bepaald maximum.

Het tarief voor 2021 bedraagt 89,1. Dit tarief is tot stand gekomen naar aanleiding van het statenvoorstel “Provinciale opcenten in relatie tot de commissie Jansen”. De tarieven zijn tijdelijk verhoogd voor 3 jaar (2019 tot en met 2021) van 82,3 naar 89,1 opcenten. Het landelijk gemiddelde tarief voor 2021 is 83,5. In 2021 mag maximaal 116,8 opcenten geheven worden. Zeeland heft in 2021 7% meer dan het landelijk gemiddelde.

Heffingen

Terug naar navigatie - Heffingen

Algemene uitgangspunten

Het uitgangspunt is dat de opbrengsten van zowel heffingen als leges niet hoger mogen zijn dan de lasten die betrekking hebben op de activiteiten. Tot de lasten worden gerekend alle materiële kosten en de salarislasten inclusief overhead die betrekking hebben op de heffing. Iedere 4 jaar wordt het tarief verhoogd voor inflatie. Als blijkt dat het in rekening te brengen tarief ver beneden de kostprijs ligt, wordt een grotere stijging doorgevoerd dan de inflatiecorrectie.  

Grondwaterheffing

Onder de naam ‘grondwaterheffing’ wordt een directe provinciale heffing geheven voor het onttrekken van grondwater. De opbrengst van deze heffing wordt gebruikt om de kosten die we hiervoor maken te dekken. Het betreft specifieke kosten van het voorkomen en tegengaan van de nadelige gevolgen van onttrekkingen en infiltraties en van onderzoeken in relatie tot het grondwaterbeleid. De provinciale grondwaterheffingen worden door de provincies geheven op grond van de Grondwaterwet en de provinciale grondwaterheffingsverordening 2010.

Verhouding geraamde opbrengsten – geraamde kosten

In de meerjarenraming staat een structurele inkomst van € 184.000 geraamd. De opbrengst bestaat voor een groot deel uit inkomsten waarbij de onttrekking permanent is. Daarnaast is er jaarlijks opbrengst van de grondwaterheffing waarbij de onttrekking van het grondwater incidenteel is.

De materiële kosten van de grondwaterheffing zijn geraamd op structureel € 159.000 per jaar. Dit betreft kosten voor afdracht aan het IPO collectief (€ 34.000), onderhoud grondwatermeetnet en databeheer (€ 25.000) en diverse projecten voor grondwateronderzoek- en ontwikkelkosten (€ 100.000). In 2020 en 2021 is een grote update van het meetnet en de automatisering daarvan voorzien. De uitrol van een Zeeland dekkend netwerk is momenteel een belangrijke stap. Daarnaast wordt een zoet-zout-grensvlak meetnet ingericht om zoetwatervoorkomens meer permanent te kunnen monitoren. In beide jaren is een ruw ingeschat bedrag van +/- € 200.000 (tezamen +/- € 400.000) voorzien. Deze besteding is gekoppeld aan de door Provinciale Staten toegekend budget grondwatermeetnet (€ 320.000 over de periode 2019-2022). Deze lasten drukken incidenteel de kostendekkingsgraad. Na 2022 zou de kostendekkingsgraad moeten stabiliseren.

Omdat de kosten van de grondwaterheffing ook gemaakt worden binnen de personeelslasten die niet direct toegerekend worden aan de lasten met betrekking tot grondwaterheffing zijn de lasten moeilijker inzichtelijk te maken dan de baten. De beste benadering om inzicht te krijgen in de lasten is door inzicht te krijgen in het aantal fte. dat belast is met de werkzaamheden aan betreffende leges en tegen welk uurtarief (afhankelijk van inschaling) inclusief overheadkosten.

De loonkosten bedragen € 80.400 per jaar en de overheadkosten € 40.200. Een overzicht van de mate van kostendekkendheid is opgenomen in bijlage 1.

Leges

Terug naar navigatie - Leges

Provincie Zeeland legt voor diverse diensten leges op. Leges zijn vergoedingen voor kosten die de overheid maakt voor de dienstverlening aan burgers en bedrijven. In de legesverordening Zeeland 2018 zijn de belastbare feiten en tarieven opgenomen. We actualiseren de legesverordening en tarieventabel elke vier jaar. Indien hier aanleiding toe is, vindt tussentijds een aanpassing van de legesverordening plaats. Vanaf 2018 is een tariefsverhoging ingevoerd voor bestaande leges en gefaseerd leges ingevoerd op activiteiten waarvoor dat voorheen nog niet werd gedaan. Deze nieuwe leges gelden voor soorten en gebiedsbescherming. In 2019 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden waarbij naast een aantal aanpassingen van de legesverordening zelf, een aantal tarieven is verlaagd naar € 0. Een volledige evaluatie vanwege de invoering van de nieuwe leges vindt plaats in 2021. Omdat de Omgevingswet per 1 januari 2022 van kracht wordt, zal de Legesverordening Provincie Zeeland 2018 in 2021 op onderdelen moeten worden aangepast. 

BRIKS taken

Sinds 2017 is het wettelijk verplicht dat de BRIKS taken voor de provinciale bedrijven door de omgevingsdiensten worden uitgevoerd. BRIKS-taken zijn vergunningverlening, toezicht en handhaving voor Bouwen, Reclame, Inritten, Kappen en Slopen. Vanaf 2021 zal DCMR de BRIKS-taken voor BRZO bedrijven uitvoeren en de RUD Zeeland die voor niet-BRZO bedrijven. De provincie rekent met de omgevingsdiensten af op basis van geleverde producten. Vanaf 2021 zal de provincie zelf leges heffen voor BRIKS-taken. Deze leges mogen kostendekkend zijn voor zover het vergunningverlening betreft, incl. toezicht en handhaving die voortvloeit uit de vergunningverlening. In de loop van 2020 zal Provinciale Staten een voorstel gedaan worden om de tarieventabel van de legesverordening Zeeland 2018 met ingang van 2021 uit te breiden met het onderdeel BRIKS taken. Omdat nu nog niet besloten is tot aanpassing van de legesverordening op dit onderdeel, zijn de baten en lasten niet opgenomen in de verhouding tussen de baten en lasten én maken de BRIKS taken geen onderdeel uit van de berekening kostendekkendheid in de bijlage van deze paragraaf.

Verhouding geraamde opbrengsten – geraamde kosten

De opbrengsten van leges voor 2021 zijn geraamd op € 351.000 per jaar. De verdeling van de opbrengsten is als volgt:

Natuur € 228.000, Omgevingsvergunning en Milieubeheer € 90.000 en Verkeer en Vervoer € 33.000.

Omdat de kosten van de leges met name gemaakt worden binnen de personeelslasten en niet direct toegerekend worden aan de diverse legesactiviteiten zijn de lasten moeilijker inzichtelijk te maken dan de baten. De baten worden wel rechtstreeks op de leges activiteiten geboekt. De beste benadering om inzicht te krijgen in de lasten is door inzicht te krijgen in het aantal fte. dat belast is met de werkzaamheden aan betreffende leges en tegen welk uurtarief (afhankelijk van inschaling) inclusief overheadkosten. De loonkosten bedragen € 431.000 en de overheadkosten € 215.500. Een overzicht van de mate van kostendekkendheid is opgenomen in bijlage 1.

De mate van kostendekkenheid met betrekking tot grondwaterheffing is laag. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door investeringen die gedaan worden voor een grote update van het meetnet en de automatisering daarvan tot en 2022.