In het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen is stilgestaan bij het feit dat wij als overheidslagen een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om te investeren in tal van maatschappelijke opgaven om noodzakelijke transities te realiseren. Veel van deze opgaven zijn ook benoemd in het IBP. Iedere overheidslaag is daarbij verantwoordelijk voor een gezonde financiële ontwikkeling binnen de specifieke kaders die daarvoor gelden, zoals het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en het nationale begrotingsbeleid. Samen zijn de overheden verantwoordelijk voor gezonde overheidsfinanciën van Nederland als geheel.
Op 23 mei 2018 hebben het Rijk en de koepelorganisaties van decentrale overheden, VNG, IPO en UvW, in lijn met het Regeerakkoord en de afspraken in het Interbestuurlijk programma (IBP), overeenstemming bereikt over hun aandeel in het EMU-tekort. In het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen zijn we een EMU-norm van -0,4 procent van het bruto binnenlands product (bbp) overeengekomen voor de periode 2019-2022.
Na overleg met de koepelorganisaties van de decentrale overheden heeft de staatssecretaris van Financiën een onderverdeling naar overheidslaag voor de periode 2019-2022 vastgesteld. Deze onderverdeling wordt in de septembercirculaire van het provinciefonds doorvertaald naar individuele referentiewaarde per individuele provincies.
De individuele referentiewaarde voor 2020 voor Zeeland bedraagt € 19 miljoen.