Paragraaf Provinciale heffingen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

De inwoners en bedrijven van Zeeland betalen heffingen aan de Provincie Zeeland. Met dit geld én het geld uit het provinciefonds betaalt de Provincie collectieve voorzieningen. In deze paragraaf gaan we in op het onderliggende beleid voor de verschillende heffingen. Daarnaast geven we inzicht in de berekening van de tarieven van heffingen. 

Beleid

Terug naar navigatie - Beleid

We gaan bij heffingen zo veel mogelijk uit van het profijtbeginsel. Het profijtbeginsel zie je  sterker bij heffingen dan bij belastingen. Inwoners of bedrijven betalen naar de mate van het profijt dat ze van een bepaalde overheidsvoorziening of dienst hebben. Zeeland kent geen kwijtscheldingsbeleid voor provinciale heffingen. Zeeland kent wel enkele vrijstellingen van legesheffing.

Wijzigingen vergeleken met het beleid van vorig jaar

Terug naar navigatie - Wijzigingen vergeleken met het beleid van vorig jaar

Vergeleken met 2022 zijn er geen beleidswijzigingen over heffingen. Wel zijn er in 2021 wijzigingen doorgevoerd. Dit gebeurde 1 juli 2022 door het vaststelling van statenvoorstel "Wijzigen Legesverordening provincie Zeeland 2018" met nummer 122102. Deze wijzigingen hadden vooral betrekking op tarieven voor wijzigingen van tenaamstellingen en geldigheidsduur.

Bij de invoering van de Omgevingswet hebben de provincies de mogelijkheid om (weer) leges te heffen voor het aanvragen van een milieuvergunning. 

Lokale lastendruk

Terug naar navigatie - Lokale lastendruk

Tarief opcenten MRB = 84,4*

•    landelijk gemiddelde tarief MRB = 84,9.

•    maximale tarief opcenten MRB = 125,9.

•    maximaal kostendekkende tarieven voor heffingen en leges.

* In de Najaarsnota 2022 zal een voorstel gedaan worden om de vastgestelde verhoging uit de voorjaarsnota 2022 bij te stellen naar het huidige tarief in 2022; 82,3 opcenten.

Geraamde opbrengsten

Terug naar navigatie - Geraamde opbrengsten

Bedragen x € 1 miljoen:

  • 43,90 opcenten motorrijtuigenbelasting.
  • €   0,18 grondwaterheffing.
  • €   0,73* leges.

*Exclusief extra inkomsten milieu leges die onder de Omgevingswet mogelijk zijn. 

Beleidskader

Terug naar navigatie - Beleidskader

* Voorstel nieuwe Legesverordening en Grondwaterheffingsverordening door de invoering Omgevingswet zijn in voorbereiding en worden eind 2022 aan Provinciale Staten ter besluitvorming voorgelegd. De nieuwe leges- en grondwaterheffingsverordening treden in werking op het moment dat de Omgevingswet van kracht wordt. Tot die tijd gelden onze huidige verordeningen.

Belastingen

Terug naar navigatie - Belastingen

Opcenten motorrijtuigenbelasting

De motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt geheven over het bezit van een auto en niet over het gebruik. De heffing en inning van de MRB, waarin de provinciale opcenten meeliften, verzorgt de belastingdienst. Bovenop de MRB betalen houders van personenauto’s en motoren ‘provinciale opcenten’. De provincies stellen zelf hun opcenten tarief vast, tot een wettelijk bepaald maximum.

Het tarief voor 2023 bedraagt 84,4*. Het landelijk gemiddelde tarief voor 2023 is 84,9. In 2023 mag maximaal 125,9 opcenten geheven worden. Zeeland heft in 2023 0,6 % minder dan het landelijk gemiddelde.

* In de Najaarsnota 2022 staat een voorstel om de vastgestelde verhoging uit de voorjaarsnota 2022 bij te stellen naar het huidige tarief in 2022; 82,3 opcenten.

Heffingen

Terug naar navigatie - Heffingen

Algemene uitgangspunten

Het uitgangspunt is dat de opbrengsten van zowel heffingen als leges niet hoger mogen zijn dan de lasten van de activiteiten. Tot de lasten worden alle materiële kosten en de salarissen gerekend. Iedere 4 jaar wordt het tarief verhoogd voor inflatie. Als blijkt dat het tarief ver beneden de kostprijs ligt, wordt er een grotere stijging doorgevoerd.  

Grondwaterheffing

Onder de naam ‘grondwaterheffing’ wordt een directe provinciale heffing geheven voor het onttrekken van grondwater. De opbrengsten van deze heffing zijn om de kosten die we hiervoor maken te dekken. Het gaat om specifieke kosten van het voorkomen en tegengaan van de nadelige gevolgen van onttrekkingen en infiltraties en van onderzoeken in relatie tot het grondwaterbeleid. De provinciale grondwaterheffingen worden door de provincies geheven op grond van de Waterwet en de provinciale grondwaterheffingsverordening 2010. Een nieuwe grondwaterheffingsverordening is in voorbereiding en zal eind 2022 nog aan Provinciale Staten worden voorgelegd. Deze nieuwe grondwaterheffingsverordening moet er komen door invoering van de Omgevingswet. 

Verhouding geraamde opbrengsten – geraamde kosten

In de meerjarenraming staat een structurele inkomst van € 184.000 geraamd. De opbrengst bestaat voor een groot deel uit inkomsten waarbij de onttrekking permanent is. Daarnaast is er jaarlijks opbrengst van de grondwaterheffing waarbij de onttrekking van het grondwater incidenteel is. De materiële kosten van de grondwaterheffing zijn geraamd op € 160.000 per jaar. 

Omdat de kosten van de grondwaterheffing ook gemaakt worden binnen de personeelslasten zijn deze lasten moeilijker inzichtelijk te maken dan de baten.Omdat deze lasten niet direct toegerekend worden aan de lasten voor grondwaterheffing, De beste benadering om inzicht te krijgen in de lasten is door inzicht te krijgen in het aantal uren dat besteed wordt aan de werkzaamheden hiervoor.

De loonkosten bedragen € 90.000 per jaar en de overheadkosten € 45.000. Een overzicht van de mate van kostendekkendheid is opgenomen in bijlage 1 in deze paragraaf.

Leges

Terug naar navigatie - Leges

Provincie Zeeland legt voor diverse diensten leges op. Leges zijn vergoedingen voor kosten die de overheid maakt voor de dienstverlening aan inwoners en bedrijven. In de legesverordening Zeeland 2018 zijn de belastbare feiten en tarieven opgenomen. We vernieuwen de legesverordening en tarieventabel elke vier jaar. Wanneer hier aanleiding toe is, vindt tussentijds een aanpassing van de legesverordening plaats. Vanaf 2018 is een tariefsverhoging ingevoerd voor bestaande leges en zijn in delen leges ingevoerd op activiteiten waarvoor dat vroeger nog niet werd gedaan.

Een volledige evaluatie van de Legesverordening heeft plaatsgevonden in 2021. De uitkomsten zijn met u gedeeld op 21 december 2021 met zaaknummer 92567. Een informatieve sessie met Statenleden over de uitkomsten van de evaluatie heeft plaatsgevonden in februari 2022. Enkele verbeteringen zoals voorgesteld in het evaluatierapport is inmiddels doorgevoerd per 1 juli 2022 (zie onderdeel wijzigingen in het beleid van vorig jaar).

Omgevingswet/omgevingsverordening

De invoering van de Omgevingswet is (voorlopig) uitgesteld tot 1 januari 2023. De legesverordening en tarieventabel worden aangepast aan de systematiek van de Omgevingswet. Een voorstel voor deze aanpassing wordt uiterlijk in december 2022 aan Provinciale Staten voorgelegd zodat deze in werking kan treden per op het moment dat de Omgevingswet van kracht wordt. Tot die tijd geldt onze huidige verordening. Nieuw voor de provincies is dat onder de Omgevingswet de mogelijkheid biedt om (weer) leges te heffen voor aanvragen van milieuvergunningen. Provinciale Staten zijn, dezelfde brief over de evaluatie van december 2021, ook geïnformeerd over het plan van Gedeputeerde Staten om milieu leges te gaan heffen. Hiermee zal rekening worden gehouden in het voorstel om de legesverordening aan te passen per 1 januari 2023. 

Verhouding geraamde opbrengsten – geraamde kosten

De opbrengsten van leges voor 2023 zijn geschat op € 743.000 per jaar. De verdeling van de opbrengsten is als volgt: Natuur € 228.000, Milieu (ontgrondingen) € 15.000 en Verkeer en Vervoer € 50.000. De opbrengsten uit leges binnen de categorie Omgeving bestaan voor € 450.000 uit inkomsten van de BRIKS taken (Bouwen, Reclame, Inrit, Kappen en Slopen). 

Omdat de kosten van de leges vooral gemaakt worden binnen de personeelslasten en niet direct toegerekend worden aan de diverse legesactiviteiten zijn de lasten moeilijker inzichtelijk te maken dan de baten. De baten worden wel rechtstreeks op de leges activiteiten geboekt. De besten benadering om inzicht te krijgen in de lasten is door inzicht te krijgen in het aantal uren dat besteed wordt aan de werkzaamheden voor betreffende leges en tegen welk uurtarief (afhankelijk van inschaling) inclusief overheadkosten. De loonkosten bedragen € 648.000 en de overheadkosten € 324.600. De kosten aan de RUD en DCMR voor BRIKS taken bedragen € 450.000. Een overzicht van de mate van kostendekkendheid is opgenomen in bijlage 1.